ZT Hollandia zet met Christina Zavalloni en Harma Everts als Inanna de Sumerische mythe een fraai muziektheater neer. Inanna is de god van de liefde, de vruchtbaarheid en de oorlog. Inanna heeft een karakter dat niet zomaar met goed of kwaad aangeduid kan worden. Ze neemt de kracht van haar vader (Jeroen Willems, Enki), de god van de wijsheid en het water, na hem dronken gevoerd te hebben.
Maar óók mag ze van haar vader op de aarde neerdalen en de mensheid welvarend maken, onder voorwaarde dat ze het spreken wordt ontnomen zodat ze alleen met de mensen kan zingen en dat ze met de herder Dumuzzi moet trouwen die later echter koning wordt. Samen krijgen ze een kind.
Maar Inanna wil meer, ze wil weten hoe het haar in de onderwereld vergaat waar haar zuster Ereshkigal de macht heeft. Zo gauw aangekomen laat Erishkikal haar zus sterven. Nadat hun vader door middel van twee afgezanten een vreselijke pijn bij Erishkigal kan wegnemen mag Inanna de onderwereld verlaten, maar er moet een menselijk offer gebracht worden. Inanna kiest haar man, de koning. De zuster van de koning smeekt zijn plaats in te mogen nemen, waarop de vader besluit dat ze elk halfjaarlijks naar beneden moeten om de pijn te delen.
Wanneer je in de zaal komt zijn er twee werelden te zien. De wereld van de mens die bestaat uit een tafel en een laptop afgesloten door een in delen opendraaiende achterwand. Aan de rechterkant staat een trap die tot aan de hemel reikt. De waterwereld wordt mooi uitgebeeld door een grote smalle glazen bak waarin de God Enki ligt. Het toch al mooie decor wordt versterkt door goed het licht te gebruiken.
Het stuk, dat in drie talen vooral zingend wordt opgevoerd, wordt begeleid door een saxofoonkwartet een contrabasklarinet en een af en toe toch wel heel aanwezige elektrische viool.
Elke taal vertegenwoordigt een eigen soort. Het Nederlands, gesproken door Betty Schuurman verduidelijkt het verhaal door als ‘kenner’ een komische ontspanning te geven in een toch wel zwaar stuk. De taal van de mensheid is Engels en die van de goden Sumerisch.
Door de mooie zang is het stuk een genot voor de zangliefhebber, maar wees er bewust van dat het gesproken woord niet vaak voor komt. Daar komt bij dat er acteurs bij zijn die zingen, hoewel het niet storend is, draagt het ook niet echt bij aan het genot voor het oor. Door veel met het geluid te doen (Ton van der Meer) moet je met je oren meegenomen worden in het verhaal, maar dat komt er niet altijd evenveel door.
Prachtig decor! Prachtige setting! Prachtige beelden! Maar één vraag: waarom? Er zitten zoveel sprekende beelden in de voorstelling, maar ze missen de samenhang en consistentie om iets duidelijk te maken. En als de makers daar dan niet op uit waren: als amusement of entertainment was het ook gewoon niet goed genoeg. Je kunt van tmf-presentatoren zeggen wat je wil, maar ze hebben wel het vakmanschap om hun totaal onzinnige en oppervlakkige gebabbel boeiend te houden! Hier duurde alles gewoon te lang en werd het oninteressant.
Jammer. Want het concept en vooral de vormgeving was het waard om wél een betekenisvolle voorstelling te maken.
Aan inventiviteit geen gebrek bij deze versie van Koning Lear van het Rotterdamse theatergezelschap Hotel Modern. De speelvloer ligt bezaaid met iets wat men op het eerste oog zou bestempelen als een arsenaal aan rommel, bij elkaar gehouden door een wirwar van draden. Een groot videoscherm vertelt ons echter de waarheid. Achter deze chaos gaat een prachtige wereld schuil, vol paleizen, golfbanen en oorlogsgebieden. Met grote voorzichtigheid manoeuvreren de spelers zich door dit alles heen. Ze stellen een camera bij, verzorgen de stemmen van de diverse kleipoppetjes die zich in al die miniatuurdecors ophouden en doen met behulp van papier en piepschuim de meest subtiele geluidseffecten ontstaan. Langzamerhand wordt deze inventiviteit echter naar de achtergrond gedwongen door het verhaal van Lear, wat zich voor het grootse deel voor het doek afspeelt en verteld wordt door acteurs die ons vooral in de tragiek willen laten geloven. Langzamerhand ontstaat een discrepantie tussen de humor en de aandoenlijke precisie van de film en de tragiek en theatrale speelstijl van Lear en consorten. Mede door de lange duur van de voorstelling begint het steeds groter groeiende gat hiertussen te schrijnen, en kan zelfs de waanzinscène, waarin techniek en spel ogenschijnlijk samen lijken te komen en Lear in een storm op een vrachtwagen zijn wanhoop uitschreeuwt, geflankeerd door de huilende wind en het geluid van voorbijrazend verkeer met recht ‘teveel van het goede’ genoemd worden. De ironie van de ‘roadmovie’ vraagt om subtiel spel en niet om de hier gepresenteerde inleving, waarbij de acteurs zichzelf en het stuk zeer serieus lijken te nemen. Hotel Modern zou zich sowieso af moeten vragen of een stuk als Koning Lear zich leent voor een bewerking als deze. En als zij kiest voor een zwaar en avondvullend drama als dit, zou zij haar alom geprezen inventiviteit ook moeten gebruiken om de acteurs een duwtje in de goede richting te geven.
Een grote zwarte man gekleed in een gele overall steekt zijn hoofd tussen de rode gordijnen. Het is doodstil. Na enige seconden prevelt hij “Nederlandje”. Dat doet hij vervolgens nog een keer, maar dan steeds luider waarbij hij steeds de klemtoon op ‘tje’ legt, gevolgd door een harde lach. Een hilarisch effect. Dan gaan de gordijnen open en zien we een sober, fraai decor met slechts enkele boomstammen, meters hoog, waar bovenop een miniatuurhuisje van hout is geplaatst. In langzame scènes zien we telkens vier witte personages die het moeilijk hebben of in de war zijn. De zwarte man troost hen zonder woorden. Zijn machtige gestalte straalt zoveel rust uit dat elk personage zich uiteindelijk tegen hem aan vleit om warmte te zoeken. In de tweede scène wordt Nederland ten grave gedragen, waarbij de afscheidnemers allemaal buitenlanders zijn die elk op hun beurt een kort toespraakje houden. Van het opnoemen van alle provincies tot Denkend aan Holland van Marsman. Fraai is Igor de Russische arbeider: “je hart moet open”, maar ook heel raak is de passage waarin teksten van Slauerhoff worden voorgedragen. De slotscène is een prachtig beeld, maar overtuigt minder. In een zeer originele vormtaal laat Olivier Provily ons zien wat hij vindt van de Nederlanders. Plechtstatige klassieke muziek en opnieuw veel traagheid bepalen de sfeer in deze prachtige, beeldende voorstelling.
Pop is aangekondigd als een afrekening met popcultuur, waarin mensen gemaakt en gebreekt worden door commercie en lieden die grossieren in imago’s en zo. Dat is al niet zo’n geweldig origineel uitgangspunt, maar Azzini doet er vervolgens niets mee. De setting is wel aardig, een hoog vierkant podium waar we als publiek allemaal omheen zitten. In een razend tempo vliegen tal van hits voorbij en zien we drie danseressen. Dit duurt vrij lang en er gebeurt niets. Dan wordt het publiek uitgenodigd een make-over te doen, waar uiteindelijk drie mensen zich voor opgeven. Daarna wordt Stefan ten tonele gevoerd die zich wederom met hulp van iemand uit het publiek een ander outfit aanmeet. Tussendoor word er erg veel erg onzinnig gebabbeld met het publiek: “Hoe heet je.. wat een grappige naam is dat”. Het slotbeeld toont Stefan naakt. Geen muziek, geen actie. Een naakte man. Dat heeft dan nog wel wat, maar voor de rest is Pop een flauwe aaneenrijging van clichématige ideetjes die niet kunnen overtuigen.
Bij het betreden van de zaal en dus de eerste blik op het decor begon ik me al af te vragen wat dit voor voorstelling zou worden. Het decor bestond uit twee bakken met water, een grotere en een kleinere, er was een achterdoek bestaande uit panelen en een tafel. Allemaal best simpel, maar wat zouden deze dingen met een godin uit een oude mythe te maken hebben. De voorstelling begon met een vrouw, een soort reisleidster die aan het publiek iets over de gebruiken van de Sumeriërs vertelde en daarbij gebruik maakte van dia’s op het witte scherm. Na haar grappig gebrachte uitleg begon het verhaal. Inanna is een sumerische godin, die getrouwd is met een koning in de wereld van de levenden, gewone mensen. Zij wil haar zus in de onderwereld bezoeken. Alleen kan de onderwereld niet betreden worden zonder daarvoor te sterven. Daarom is Inanna’s vader ook sterk tegen dit bezoek en probeert ook de schoonzus van Inanna haar tegen te houden. Dit lukt allemaal niet en Inanna gaat naar de onderwereld, waar ze door haar zus wordt gedood. Alleen als iemand anders haar plaats inneemt wil ze Inanna weer levend maken en haar naar de wereld van de levenden terugsturen. Er ontstaat een hele strijd wie er naar de onderwereld zal gaan. Dumuzzi, de koning en man van Inanna, wordt uitgekozen, maar zijn zus wil dan ook mee. De oplossing wordt om het ene half jaar hem en het andere half jaar zijn zus naar de onderwereld te sturen. Dit hele verhaal wordt al zingend en sprekend verteld in het Sumerisch en het Engels. Hoewel het Engels niet altijd even goed te verstaan was doordat het orkest soms iets te hard speelde was het verhaal goed te volgen. De liederen waren in het Sumerisch en werden op een blijkbaar Sumerische manier waaraan ik eerst nog moest wennen. De waterbakken bleken het domein van de vader van Inanna te zijn, terwijl Dumuzzi de tafel gebruikte om zijn computer neer te zetten. Het is moeilijk te zeggen onder wat voor naam je dit stuk moet plaatsen, maar naar mijn idee komt het het dichtst bij muziektheater. De combinatie tussen acteren en zang is erg goed gelukt en allebei de disciplines waren van een hoog niveau. Duidelijk werd wel dat de ene acteur meer ervaring had met het een en de ander met het ander maar dit stoorde niet. Wat ik wel absoluut aanraadt is om voor het begin van de voorstelling eerst het verhaal in het programmaboekje te lezen, want anders lijkt mij de voorstelling moeilijk te begrijpen en wordt het moeilijk te zien wie al die personages precies zijn. In het programmaboekje wordt duidelijk gemaakt dat Inanna alle macht van haar vader heeft afgenomen en dat hij haar daarvoor als straf een spreekverbod heeft opgelegd. Zij kan om te communiceren alleen nog zingen en dit is ook de reden dat Inanna de enige is die constant zingt en pas aan het einde een paar woorden spreekt. Blijkbaar is ze hier verlost van haar straf, doordat haar vader haar redt van de dood. Met de voorstelling wilden de makers naar mijn idee vooral een beeld geven van de mythe over Inanna, een mythe die wij niet kennen. Het is goed gelukt om de mensen van nu wat meer over deze mythe en over dit volk te leren door een prachtig spel en zangstuk. Een echte aanrader om naar toe te gaan.
Moeilijk geval deze Tim. ‘t Is geen vlees en geen vis. Net niet hard genoeg, niet satirisch, maar te anecdotisch om filosofisch te zijn. ‘k Moest af en toe hard lachen, maar ik vond het vooral saai. Tomaten voor het geluid, waardoor ik echt geen chocola van het eerste deel kon maken. Tweede deel is een stuk beter, Aus Greidanus jr. krijgt een groot gewei. Laatste scène vond ik een giller, maar ik vraag me af of het wel als een dijenkletser bedoeld is. Tweede gewei voor de geweldige foto-galerij in de foyer en de verklarende woordenlijst, die ik eigenlijk veel confronterender vond dan de voorstelling.
Teorema, van Toneelgroep Amsterdam in coproductie met Emio Greco PC, is een theatrale samenkomst van toneel en dans. ‘Een voorstelling waarin dans en tekst elkaar ontmoeten’, zo meldt het programmaboekje. Teorema is gebaseerd op de gelijknamige film van de zeer omstreden Italiaanse cineast Pier Paolo Pasoloni (1922-1975). Pasolini’s Teorema vertelt het verhaal van een vreemde gast(Emio Greco) die op een dag bij een gezin komt binnenvallen en door zijn (lichamelijke) aanwezigheid het gehele gezinsleven op stelten zet. Op dit gegeven wordt in deze voorstelling thematisch voortgeborduurd. De situatie wordt eerst kort op video uitgelegd, daarna moeten dans en flarden tekst de komst en vooral het vertrek van de vreemdeling verwoorden. Zo krijgt ieder personage – vader, moeder, zoon, dochter en dienstmeid- een alter ego in dans.
In een bont decor, bestaande uit een in het midden hangende constructie, die op verschillende standen omhoog en omlaag kan gaan, omgeven door slierten, blijft het toch vooral de danser en choreograaf Emio Greco die de toon van de voorstelling zet. De rest lijkt niet meer als in dienst te staan van zijn kunsten. Zo vallen helaas de monologen van toneelgrootheden als Cas Enklaar en Kitty Courbois in het niet door Greco’s verschijning, die heel dicht naast hen blijvende, hun woorden lijkt om te willen zetten in dans. De aandacht gaat al snel geheel uit naar zijn krachtige dans, waardoor men weinig meer van de monologen mee kan krijgen. De voorstelling lijkt niet tot een harmonie te komen tussen dans en het gesproken woord, maar misschien is dit juist een illustratie van het verschil tussen vreemd en thuis, tussen Greco en Toneelgroep Amsterdam.
Ook de muziek vormt geen eenheid en wisselt tussen Italiaanse smartlap en ruige rock van Iggy Pop. Dit werkt heel verstorend. Mooie momenten zijn er toch wel, zoals wanneer de vader (Cas Enklaar) vertrekt en ‘de woestijn ingaat’ en daarbij ook letterlijk uit de theatraliteit stapt. Enklaar gaat zelfs verder dan alleen het toneel af, hij loopt de gang op en zelfs de schouwburg uit. Gevolgd door een videocamera zien wij hem verdwijnen in de regenachtige straten van Utrecht.
Ondanks de sterke choreografie, het prikkelende videowerk en de fascinerende scenografie lijkt Teorema slechts een voorzichtige kennismaking tussen tekst en dans, waarbij men niet verder komt dan zich aan elkaar voor te stellen. Uiteindelijk lijkt de tekst hier de vreemdeling, en voelt Greco zich als een vis in het water.
Toen het begon had ik zoiets van waar ben ik in godsnaam terecht gekomen. De muziek was in het begin echt slecht en normaal gesproken vind ik dat soort muziek wel goed. Later werd de muziek gelukkig wel iets beter. En de voorstelling was op sommige momenten ook wel grappig maar ik zou er niet nog een keer naar toe gaan, 1 keer is meer dan genoeg. Dus 1 gewei voor de moeite en 1 voor de grappige momenten. En 3 tomaten voor het slechte verhaal en de muziek.
“Het waren gelukkig maar vrijkaartjes”, zeiden de dames naast mij tegen elkaar. Zo erg vond ik het nou ook weer niet, maar dit was my-first-Provily en ik ben niet dolenthousiast geworden. Niet dat ik geshockeerd was van het overdadige/functieloze bloot, hoor. Maar de scènes waren me ofwel te nietszeggend danwel te theatraal. Hmmm, bestaat er eigenlijk zoiets als ‘te theatraal’ in het theater? Okay, dan toch één gewei, omdat het me aan het denken zette over deze vraag. En voor de Slauerhoff-voordracht!